Bodems vormen de basis voor de levering van verschillende goederen en diensten uit het ecosysteem, en worden daardoor gezien als een van de belangrijkste assets van een maatschappij. Recente studies wijzen dan ook op de prominente rol van bodems in de realisatie van de Duurzaamheidsdoelstellingen van de Verenigde Naties en de klimaatproblematiek in het bijzonder. Ondanks de erkenning van hun maatschappelijk belang, bevinden steeds meer bodems zich uit de evenwichtstoestand door stijgende milieudrukken, zoals vermesting, verdichting, verzuring en gebruik van bestrijdingsmiddelen. Deze situatie kan de duurzame levering van ecosysteemdiensten in het gedrang brengen. Daarenboven zijn herstelmaatregelen voor verstoorde bodems vaak ineffectief en inefficiënt aangezien ze enkel gericht zijn op fysicochemische bodemeigenschappen, en dus geen rekening houden met de biotische component van de bodem. Gerelateerd aan deze maatschappelijke bodemproblematiek, komen er veel vragen vanuit het werkveld over bodems en bodembeheer, zowel naar biodiversiteit (o.a. van Regionale Landschappen en het Agentschap Natuur en Bos) als naar de realisatie van duurzaam openbaar groen (o.a. van stadsdiensten).
De strategische doelstellingen van dit project zijn om (i) inzicht te krijgen in de effectiviteit van bestaande herstelmaatregelen voor verstoorde bodems, en (ii) te bepalen hoe bodems in evenwicht bijdragen aan de duurzame levering van ecosysteemdiensten. Gezien de huidige kennislacune in de stedelijke context, wordt er in de eerste plaats naar stadsbodems gekeken. Om deze doelstelling te behalen, wordt er dieper ingegaan op drie onderzoeksvragen. De eerste onderzoeksvraag beoogt door middel van literatuuronderzoek een overzicht te geven van verschillende herstelmethodes voor verstoorde bodems en na te gaan hoe deze vertaald kunnen worden in richtlijnen die bruikbaar zijn voor het werkveld. Voor de tweede onderzoeksvraag wordt de biologische bodemactiviteit van verschillende bodem- en landgebruikstypes nagegaan door bemonstering van regenwormen en andere bodemorganismen, moleculaire fingerprinting (ARISA) voor het bepalen van de diversiteit aan schimmels en bacteriën, chroma-analyse voor het bepalen van de humustoestand en de Tea bag index voor het bepalen van de bodemactiviteit aan de hand van de afbraaksnelheid van theezakjes. Door deze aanpak worden zowel innovatieve DNA-gebaseerde technieken (ARISA) als laagdrempelige, goedkopere methodes (bv. veldmetingen en Tea bag index) gecombineerd. Bovendien kunnen deze resultaten leiden tot uitspraken over de bruikbaarheid van Chroma-analyses in het werkveld. Op basis van de antwoorden op de eerste twee onderzoeksvragen, wordt uiteindelijk bepaald welke ecosysteemdiensten bodems in evenwicht leveren. Aan het einde van het project worden de bevindingen gebundeld in een handleiding die specifiek gericht is op de openbaar groensector. Tijdens de uitvoering van het project, dat loopt over drie academiejaren, worden zowel voor het literatuuronderzoek als voor het veldwerk en de terugkoppeling naar het werkveld studenten nauw betrokken in het kader van cases, stages en Bachelorproeven.
Sam Ottoy