De ouder-kindrelatie in al zijn dimensies ontwikkelt zich vaker dan vroeger binnen een grote diversiteit van gezinsvormen. Naar schatting maakten in 2015 26855 Belgische kinderen, waarvan 1899 Limburgse kinderen, minstens één gezinstransitie mee. Deze gezinstransities brengen ook veranderingen mee voor de ouder-kindrelatie en kunnen deze meer kwetsbaar maken. Dat leidt ertoe dat de ouder-kindrelatie niet enkel meer als steunbron voor het kind beschouwd kan worden, maar ook als risicofactor. Zo blijkt uit voorgaand onderzoek dat gescheiden ouders een hoger risico hebben om minder betrokken te zijn bij de opvoeding van het kind dan gehuwde ouders, dat er een contactbreuk kan plaatsvinden tussen ouder en kind en dat kinderen in specifieke gezinsvormen een hoger risico hebben om minder open en meer conflictueus te communiceren met hun ouders. Dit alles kan een negatieve invloed hebben op het welzijn en de ontwikkeling van het kind. Wanneer de ouder-kindrelatie zich ontwikkelt tot een risicofactor eerder dan een steunbron, is er ook een rol weggelegd voor sociaal beleid en sociaal werk, vertrekkend vanuit het systemisch denken als sociale methodiek.
In dit project gaan we dan ook dieper in op deze problematische ouder-kindrelaties om te begrijpen waarom zij een risicofactor kunnen vormen voor het welbevinden en de ontwikkeling van het kind. Hierbij hebben we aandacht voor de visie van het kind alsook voor mogelijke genderverschillen. De doelstellingen van dit project zijn (1) kennisverhoging van professionele hulpverleners met het oog op herkenning en psycho-educatie naar cliënten toe, (2) het in kaart brengen van huidige methodieken en mogelijke tekortkomingen binnen de huidige hulpverlening en (3) het inventariseren en uitwerken van ‘good practices’ en herstellende methodieken.
Kim Bastaits
Inge Pasteels