In situ immobilisatie van metalen, met behulp van metaalimmobiliserende bodemadditieven, is een potentiële saneringsstrategie voor metaalverontreinigde bodems. Diverse mechanismen zoals sorptie- en (co)precipitatiereacties, geïnduceerd door het toevoegen van een additief aan de bodem, kunnen een verlaging teweegbrengen van de biobeschikbaarheid van metalen en zo ook van de risico’s geassocieerd met de contaminatie. Voornamelijk voor grootschalige diffuse verontreinigingen, zoals deze in de Belgische (en Nederlandse) Kempen, is deze techniek, door zijn relatief lage kost en de weinig ingrijpende impact op de omgeving, een aantrekkelijke piste.
De recente decreetswijziging inzake bodembeheer (VLAREBO) daterende van december 2007, opent de deur voor de ontplooiing van risicogebaseerde technieken voor (i) risico-beheersing en/of (ii) risicogebaseerde sanering van metaalaangerijkte bodems. De milieusector, met de bodemsaneringsindustrie voorop, is sterk vragende partij om deze nieuwe technologische mogelijkheden te exploreren en te ontplooien. Hierbij zijn bodemsaneringsdeskundigen en saneringaannemers sterk geïnteresseerd naar de randvoorwaarden voor toepassing van de technologie (implementatie en nazorg), en zijn mogelijke toeleverende industrieën geïnteresseerd in de ontwikkeling van bijkomende afzetmogelijkheden voor (neven)producten voortvloeiend uit hun processen. De bedrijfswereld mist hiervoor echter een uitvoerend kader dat de nodige randvoorwaarden schetst waaraan dient voldaan te worden. Als bevoegde instantie inzake bodemverontreiniging zoekt OVAM technische en wetenschappelijke ondersteuning bij de in deze materie gespecialiseerde kenniscentra om een testprotocol te ontwikkelen voor de beoordeling van bodemadditieven die geschikt zouden zijn voor de reductie van de biologische beschikbaarheid van zware metalen in het milieu.
Tal van verschillende producten zijn reeds onderzocht als potentiële bodemadditieven in deze context (Mench at al., 2000; Brown et al., 2004). Het vergelijken van de efficiëntie van de verschillende bodemadditieven doorheen de talrijke studies over metaalimmobilisatie, om zo te komen tot een selectie van ‘het beste’ additief of tot een rangschikking volgens toenemende immobilisatiecapaciteit, is echter niet evident of zelfs onmogelijk. Deze moeilijkheid heeft ondermeer te maken met het feit dat door verschillende onderzoeksgroepen vaak verschillende evaluatiemethoden gebruikt werden, bijvoorbeeld verschillende extractantia voor inschatten van uitwisselbare metaalfracties of verschillende plantensoorten in accumulatieproeven. Daarenboven blijkt de werking van bodemadditieven bodemafhankelijk (Geebelen et al., 2003; Lombi et al., 2002a, 2002b) en kan ook het beschouwde eindpunt de uitspraak beïnvloeden. Hoger beschreven problematiek heeft tot gevolg dat het niet mogelijk is om op basis van bestaande literatuurdata het meest geschikte additief te selecteren voor toepassing in de Kempen.